Afgelopen donderdag, 13 november, zou in de Tweede Kamer weer gedebatteerd worden over pensioenen. In de aanloop daarnaartoe heeft de Koepel Gepensioneerden uiteraard weer contact gehad met een aantal Kamerleden om voor gepensioneerden belangrijke thema’s als bijvoorbeeld hoorrecht en koopkracht nog eens over het voetlicht te brengen. Daar is zeker ook deze keer weer aanleiding voor nu de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Van Hijum) bijvoorbeeld niet zo happig is op het door de Koepel gevraagde onderzoek naar hoe in de nu op allerlei plekken door werkgevers en vakbonden gemaakte transitieplannen wordt toegewerkt naar een koopkrachtiger pensioen.
Maar op verzoek van een aantal woordvoerders is het debat een week verschoven en kruisen Kamerleden nu op 21 november de degens met de minister. Reden daarvoor is dat een paar Kamerleden het debat dreigden te missen door de uitgelopen behandeling van het Belastingplan 2025.
Koepelvoorzitter Kerstens is dan ook blij dat het debat verzet wordt: ‘Het is goed te merken dat (hoewel een aantal partijen zoals bijvoorbeeld de PVV zich niet meer bij pensioendebatten laat zien) Kamerleden pensioen nog steeds belangrijk vinden. En dat is het natuurlijk ook. Het kan immers niet zo zijn dat men denkt “Zo, de wet is er. Nu zijn we klaar”. Want dat zijn we zeker nog niet. Het feit dat inmiddels ook de pensioensector zélf erkent dat het nieuwe stelsel en de overstap daarnaartoe een stuk ingewikkelder is dan lang is gezegd, toont dat wel aan. Net zoals het gegeven dat in ieder geval wij nog behoorlijk wat twijfels hebben bij of de grootste belofte van de nieuwe wet, een koopkrachtiger pensioen, wel wordt waargemaakt.’
Minder blij is Kerstens met de weigerachtigheid van minister Van Hijum om daar onderzoek naar te laten doen: ‘De minister zegt dat er al genoeg onderzoeken zijn geweest. Hij verwijst daarbij naar allerlei studies die rondom het indienen van de wet zijn gedaan. Mooi, maar om dergelijke studies vragen we niet. We willen dat gekeken wordt hoe al die theoretische studies nu in de praktijk uitwerken. Of en zo ja hoe in de transitieplannen die er nu liggen aandacht aan koopkracht wordt besteed. Of er een serieuze ambitie wordt uitgesproken en daar ook invulling aan wordt gegeven. Overigens geeft de minister wel aan dat ook hij koopkracht belangrijk vindt en de vinger aan de pols wil houden. Want ons betreft, is dit het moment om daarmee te beginnen. We hebben daar inmiddels met een aantal Kamerleden over gesproken, dus we rekenen erop dat het aspect van een koopkrachtig pensioen in het debat serieus aan de orde komt. Overigens geeft minister Van Hijum in reactie op de brief van de Koepel wel aan zijn “ogen en oren open (te houden) voor mogelijke verbeteringen binnen de kaders van het Pensioenakkoord als blijkt dat dit nodig zou zijn en praktisch uitvoerbaar”. Daarmee zet hij wat ons betreft de deur op een kier voor daadwerkelijke verbeteringen.’
Maar op verzoek van een aantal woordvoerders is het debat een week verschoven en kruisen Kamerleden nu op 21 november de degens met de minister. Reden daarvoor is dat een paar Kamerleden het debat dreigden te missen door de uitgelopen behandeling van het Belastingplan 2025.
Koepelvoorzitter Kerstens is dan ook blij dat het debat verzet wordt: ‘Het is goed te merken dat (hoewel een aantal partijen zoals bijvoorbeeld de PVV zich niet meer bij pensioendebatten laat zien) Kamerleden pensioen nog steeds belangrijk vinden. En dat is het natuurlijk ook. Het kan immers niet zo zijn dat men denkt “Zo, de wet is er. Nu zijn we klaar”. Want dat zijn we zeker nog niet. Het feit dat inmiddels ook de pensioensector zélf erkent dat het nieuwe stelsel en de overstap daarnaartoe een stuk ingewikkelder is dan lang is gezegd, toont dat wel aan. Net zoals het gegeven dat in ieder geval wij nog behoorlijk wat twijfels hebben bij of de grootste belofte van de nieuwe wet, een koopkrachtiger pensioen, wel wordt waargemaakt.’
Minder blij is Kerstens met de weigerachtigheid van minister Van Hijum om daar onderzoek naar te laten doen: ‘De minister zegt dat er al genoeg onderzoeken zijn geweest. Hij verwijst daarbij naar allerlei studies die rondom het indienen van de wet zijn gedaan. Mooi, maar om dergelijke studies vragen we niet. We willen dat gekeken wordt hoe al die theoretische studies nu in de praktijk uitwerken. Of en zo ja hoe in de transitieplannen die er nu liggen aandacht aan koopkracht wordt besteed. Of er een serieuze ambitie wordt uitgesproken en daar ook invulling aan wordt gegeven. Overigens geeft de minister wel aan dat ook hij koopkracht belangrijk vindt en de vinger aan de pols wil houden. Want ons betreft, is dit het moment om daarmee te beginnen. We hebben daar inmiddels met een aantal Kamerleden over gesproken, dus we rekenen erop dat het aspect van een koopkrachtig pensioen in het debat serieus aan de orde komt. Overigens geeft minister Van Hijum in reactie op de brief van de Koepel wel aan zijn “ogen en oren open (te houden) voor mogelijke verbeteringen binnen de kaders van het Pensioenakkoord als blijkt dat dit nodig zou zijn en praktisch uitvoerbaar”. Daarmee zet hij wat ons betreft de deur op een kier voor daadwerkelijke verbeteringen.’